We
doen het vandaag rustig aan, en genieten in de ochtend van een wandeling
door het pittoreske dorpje Konglor waar de mensen druk bezig zijn met
het oogsten en drogen van tabaksbladeren. Daarna de heerlijke weg terug
naar Nahin, klik op het filmpje hieronder als je zelf eens even wil
meefietsen. We keren terug naar hetzelfde guesthouse waar we
eergisteren logeerden omdat we er de praktische mogelijkheid hebben om
zelf te koken. Ik maak tevens van de gelegenheid gebruik om onze fietsen
nog eens af te spuiten, wat wel eens dringend nodig is. In de late
namiddag komt een Frans koppeltje op een bromfiets informeren in het
guesthouse, maar ze vinden het maar niks, want de matras van het bed is te
hard en ze rijden door. Wanneer wij zo iets horen vragen wij ons toch
af wat sommige mensen hier wel komen zoeken als ze al problemen hebben
met zo’n detail. We herbekijken onze planning voor de komende dagen
nog eens, en gaan ze nog eens herzien. We gaan morgen niet verder
noordwaarts fietsen naar de hoofdstad Vientiane, maar gaan weer even
zuidwaarts richting Thakhek, om daar dan de grens over te steken naar
Thailand, om op Thais grondgebied verder te fietsen richting Vientiane, en om
daar later weer opnieuw Laos binnen te rijden.. Een van de redenen
hiervoor is dat we zo weer een nieuw visum van een maand kunnen kopen
voor Laos. Dat is goedkoper dan het visum dat we hebben te verlengen. Een verlenging kost 2$ per dag, een nieuw maandvisum 37$. In Thailand
krijg je als Belg een gratis visum voor 15 dagen aan de grens. Als je
met een vliegtuig binnen komt 30 dagen, en dat zouden we wel kunnen
gebruiken, als we na Laos terug Thailand in fietsen.
Fiets even mee langs de zalige weg tussen Konglor en Nahin.
We
willen vandaag ‘Konglor Cave’ bezoeken, maar omdat we dan tweemaal
dezelfde doodlopende weg van 45km moeten fietsen, twijfelen we even of we
niet beter de lokale bus nemen. We beslissen toch maar om tot Konglor
te fietsen en daar te overnachten. We zijn blij met deze keuze want het
is een mooie rustige weg en we zullen hem morgen met veel plezier nog
eens in de andere richting terug fietsen. Over de ‘Konglor Cave’ had
ik op het internet uiteenlopende commentaren gelezen, sommigen vonden
het een fantastische ervaring, terwijl het voor anderen een dikke
teleurstelling was. Onze commentaar: het is eens iets anders om met een
bootje door een 7km lange ondergrondse rivier te varen met alleen maar
een klein straallampje op je voorhoofd. Je vaart niet zelf met het
bootje, je krijgt een stuurman mee die de motor bedient, en dat is wel
nodig om veilig je weg te vinden in de donkere grot. Af en toe moet ik
ook al eens het water in om het bootje weer vlot te trekken. We zijn
vandaag nog eens enkele Belgen tegengekomen. Op weg naar Konglor een
fietser uit Balen die enkele maanden door Zuid-Oost Azië trekt, en later
aan de ingang van de grot een gezin met twee kinderen uit het Antwerpse
die om de drie jaar een half jaar op reis gaan en dan zelf zorgen voor
het onderwijs van hun zonen die nu 9 en 12 jaar oud zijn.
Een
ideaal wegdek, en de wind tot inkeer gekomen, zorgen er voor dat de rit
van vandaag een makkie is vergeleken met gisteren. Een stevige klim van
4km in het laatste deel is net zwaar genoeg om ons niet het gevoel te
geven dat het een té gemakkelijk ritje was. We fietsen nog steeds
door een prachtig landschap van karsten (rotsformaties) en dichtbegroeid
woud terwijl Nahin, de plaats waar we gaan overnachten, dan weer in een
mooi groot dal ligt. Op onze kaart is de weg die we vandaag volgen
aangeduid als ‘scenic route’, maar voor ons hadden ze dan evenzeer de
route van de voorbije dagen hetzelfde statuut mogen geven. We hebben ons
al dikwijls afgevraagd wie of wat bepaalt wanneer iets als ‘scenic route’
wordt aangeduid, omdat wij al wel eens vaker een andere mening hadden.
Het kan natuurlijk te maken hebben met de periode waarin je een route
volgt. De rijstvelden die het landschap mooi groen kleuren wanneer de
rijst groeit, staan nu helemaal droog en ogen dor. De groenten op de
plaatselijke markt verleiden ons zozeer dat we nog eens ons eigen potje
gaan koken en zoals altijd smaakt ons dat overheerlijk. Af en toe mag
het wel eens wat anders zijn dan noedels of rijst.
Gisterenavond
zaten we samen met enkele jongeren gezellig rond het kampvuur. Het was een
internationaal gezelschap van enkele Duitsers, Zwitsers, Fransen en wij Belgen.
De jongeren trekken hier allemaal rond op een brommer, die ze huren of kopen, om
hem dan aan het eind van hun reis weer te verkopen. Vannacht is het weer stevig
afgekoeld en dat was goed te voelen in ons hutje dat gemaakt is van planken met
daartussen veel spleten.
We weten al op voorhand dat het vandaag een lastige etappe kan worden omdat er
over een afstand van zo’n 20km nog wegenwerken zijn. Aanvankelijk is het
onverharde wegdek nog te doen, maar later wordt het wel lastiger met veel keien. We vrezen voor onze fietsbanden, maar gelukkig houden ze het vol. Het slechtste
stuk weg hebben we in een afdaling waar we maar tergend traag naar beneden
kunnen. Onze handen knijpen de remmen bijna voortdurend dicht, wat ook belastend is voor arm en schouders. We komen
maar langzaam vooruit. In de laatste 10km is het wegdek weer beter maar dan
toont de wind nog eens zijn slecht karakter en is het echt knokken om vooruit
te komen. Na 51km hangen we onze fiets aan de haak, gelukkig hebben we af en
toe toch nog kunnen genieten van het mooie landschap.
Gezellig rond het kampvuur.
Met beperkte middelen een nieuwe weg aanleggen duurt lang.
Toen
we vanochtend vertrokken in Nakai was het met de bedoeling om tot
Lakxao te fietsen. Na 23km stoppen we bij een guesthouse/restuarant om
te ontbijten. Het bevalt ons daar echter zo goed dat we al gauw vragen
of we er kunnen overnachten. Voor de rest van de dag maken we enkel nog
een wandeling door het dorp, en verder genieten we van een rustdag,
vandaar ook maar een kort verslagje.
We
keren de Mekong letterlijk de rug toe en fietsen nu door een decor met
steile rotsformaties. Ronduit prachtig, en dat mag wel weer eens na de
eerder saaie voorbije dagen. We krijgen opnieuw af te rekenen met een
sterke wind op kop. De rotsen kunnen af en toe voor beschutting zorgen,
maar soms zorgen ze er ook voor dat we in een soort van windtunnel
terecht komen waar je haast van je fiets wordt geblazen. De weg blijft
vrij vlak tot we in de laatste 5,5 km een stevige beklimming krijgen. Het is een slotklim om U tegen te zeggen. Het is al heel lang geleden
dat we nog eens naar ons kleinste verzet moesten schakelen, het moet
ergens in de maand december geweest zijn. Wanneer ik even stop om op MJ
te wachten, die een stuk te voet stapt vanwege té steil, kan ik zelf nog
maar amper terug vertrekken. Boven aangekomen in het dorpje Nakai is het
toch even zoeken naar een overnachtingsplaats. We vragen het enkele
keren maar ze wijzen allemaal in een andere richting. Uiteindelijk
vinden we dan toch een guesthouuse dat er met de verschillende blokken
wat uitziet als een concentratiekamp, maar we zijn al dik tevreden dat we
hier kunnen overnachten, en er is zelfs een warme douche. Het Frans WC
nemen we dan maar voor lief. De wind is ondertussen nog harder gaan
blazen en het is hier boven erg koud. We moeten zelfs nog eens een warme
trui uit onze kledingzak halen, en dat is ook al héél lang geleden. Het
is merkwaardig hoe de wind plotseling zo koud is geworden. Dat we geen
airco hebben is absoluut geen probleem, zelfs de ventilator is totaal
overbodig. Voor een keer zijn we blij dat het op onze kamer warmer is
dan buiten.
We
zitten nog eens in een guesthouse waar het ontbijt inbegrepen is in de
prijs. Men had ons gezegd dat we konden ontbijten vanaf 7u. We zien dat
er eerder al een groep gaat ontbijten, wij wachten geduldig tot 7u. Maar
wanneer we dan willen gaan eten, blijkt er zo goed als niets meer over te
zijn van het ontbijt. Morgenvroeg hebben ze ons niet liggen, en zullen we wel
zorgen dat we ons deel krijgen. In de voormiddag fietsen we tot de
‘Buddha cave’, zo’n 16km ten oosten van Thakhek, in dezelfde richting welke we morgen gaan verder fietsen. Als het decor dat we te zien krijgen
al een voorbode mag zijn van wat ons de volgende dagen te wachten staat,
is dat op z’n minst veelbelovend. In de namiddag fietsen we nog eens
5km zuidwaarts van de stad naar de ‘Sikhottabong Stupa’ Hier had vorige
week het ‘That Sikhottabong Festival’ plaats, en dat is nog héél
duidelijk te zien. Het terrein er rond lijkt wel op de festivalweide van
Werchter de dag na het muziekfestival. Tegen de avond willen we nog
iets gaan eten. Een geroosterde tilapia vis lijkt ons wel wat, maar dat
is dan zo magertjes dat we even verderop in een restaurantje nog eens
een plaatselijke specialiteit gaan proberen: ‘Raw Shrimps: small shrimps
with fish sauce and vegetables – Lao favorite’ (Shrimps zijn roze garnalen). Ik hou van zeer pikant
eten maar dit is wel het heetste dat ik ooit al gegeten heb, een beetje
té, het is eten met tranen in de ogen.
De
voorbije dagen waren niet de meest spectaculaire etappes, maar vandaag
komt er dan toch wat verandering in. Het landschap wordt groener en
bosrijker, en het parcours wordt nog heuvelachtiger. Thakhek is een
stadje waar weer meer toeristen rondlopen. Er is hier dan ook het een en
ander te zien in de buurt. We blijven hier nog een extra nachtje om
enkele van die bezienswaardigheden te kunnen bezoeken, met de fiets,
maar zonder bagage. We gaan ook even de tijd nemen om een extra lus voor te
bereiden die we willen maken langs de highlights van de provincie
Khammouane. Gisteren hebben we de kaap van 15.000km op de fiets
overschreden. Veel automobilisten rijden zelfs zoveel kilometers niet in
minder dan 10 maanden. Quasi elke dag in een ander hotel of
guesthouse slapen moet je ook gewoon worden. Telkens je wakker wordt
moet je je afvragen hoe je uit bed moet stappen, welke kant je uit moet
voor de badkamer, waar staat de lichtschakelaar,... Ondertussen ben ik
ook al een specialist geworden in het gebruik van afstandsbedieningen
voor tv’s en airco’s want ook die zijn telkens anders.
Sannakhet
mag volgens Laotiaanse normen een grote stad zijn, toch vonden wij er
gisteren geen enkele bakker of winkel waar we iets degelijks konden
kopen voor het ontbijt, waardoor we vanochtend, voor de tweede dag op rij,
genoegen nemen met een stuk droge cake. Alsof het met opzet is om ons te
pesten, zien we bij het uitrijden van de stad verschillende kraampjes
langs de weg waar belegde broodjes worden verkocht. Na 30 kilometer
fietsen komen we op een kruispunt van twee grote wegen, waar er
tientallen eetkraampjes zijn. Wij hebben ondertussen al weer wat honger
gekregen, maar er is geen enkel belegd broodje te vinden. Ze verkopen
allemaal geroosterd vlees of keihard gekookte eieren op een spiesje, en
daar hebben wij op dit uur van de dag maar weinig zin in. We fietsen dan
maar verder om 10 kilometer later aan een eethuisje te stoppen voor
onze dagelijkse portie noedelsoep. In de vroege namiddag hebben we al
70km gefietst en zien we aan het begin van het dorpje Nonnadeng een
guesthouse, maar het is vrij primitief en onderkomen, zelfs geen koude
douche, en daarom twijfelen we even of we al dan niet nog verder rijden
want volgens de gegevens in mijn GPS zou er zo’n 21km verderop ook een
overnachtingsplaats zijn. Na iets gedronken te hebben in het dorpje,
besluiten we om toch maar verder te fietsen, maar na enkele honderden
meters zien we weer een guesthouse, eentje dat er veel beter uitziet en
uiteindelijk nemen we dan toch maar het zekere voor het onzekere. In
tegenstelling met de Vietnamezen en Cambodjanen zie je maar weinig
Laotianen op een fiets rondrijden, en dat is zelfs te zien aan het gedrag
van de loslopende honden die hier minder gewend zijn aan fietsers. Ze
zijn niet echt agressief, maar af en toe moeten we toch al eens eentje
een halt toeroepen, letterlijk dan. We zijn er nu achter gekomen dat
Low Low (het soort whisky op basis van rijst) ook verkocht wordt in
hetzelfde soort plastic flesjes waarin men normaal plat water doet. Bovendien is het ook kleurloos, zijn de etiketten voor ons onleesbaar, en
staat het op een stapel naast de frisdranken. We moeten dus wel
uitkijken dat we geen vuurwater kopen in plaats van gewoon drinkwater.
Zo te zien wordt er in Laos veel nieuw gebouwd, huizen, tempels en zelfs guesthouses, allemaal gemaakt met degelijk materiaal. Als afwerking krijgen de tempels een goudkleurtje en de huizen zeer frisse en opvallende kleuren. Daarnaast zijn er ook nog heel wat dorpen van paalhutten.
Tegen de avond gaan we nog een wandelingetje maken, en zijn we getuige van een drakendans.
Drakendans.
Als je zo lang op reis bent wordt je ook vindingrijk of ontdek je toevallig nieuwe handigheden :
Onze schoenen ruiken niet meer al te fris, ondanks herhaaldelijk
wassen, en als we ze niet ergens buiten kunnen zetten hangen we ze aan
een riem aan de buitenkant van het raam.
We hebben een nieuw systeem gevonden voor onze klamboe, met onze
drie tentstokken maken we een soort van piramide waar we hem kunnen aan
ophangen.
We hebben ontdekt dat onze metalen drinkbussen zo goed isoleren dat
we er makkelijk gedurende 12 uur ijsblokjes in kunnen bewaren.
Zowat
elke dag komen we andere fietsers tegen langs de weg. Vandaag zagen we
een jong koppel uit Canada, en een koppeltje uit Nieuw-Zeeland op
fietstocht voor een maand. Langs de weg krijgen we geregeld
Laotiaanse muziek te horen die klinkt als Latijns Amerikaans met een
ritme dat een beetje salsa-achtig is. Het is heerlijk opgewekte muziek
die aanzet tot dansen. Er wordt ook veel bier gedronken van het merk
‘Beerlao’, in flessen van 640ml, ideale inhoud voor 2 personen. Overal
zie je de opvallende stapels gele bierbakken staan. Naast bier wordt er
ook veel ‘Low Low’ gedronken, een soort whisky gemaakt op basis van
rijst en nóg goedkoper dan bier, kost ongeveer 1$ per liter. Wij lusten
het ook wel, maar dan aangelengd met fruitsap of een of andere prikhoudende frisdrank én ijsblokjes. De meesten hebben een koelkast maar
toch worden er nog veel ijsblokjes verkocht, en wij hebben er stilaan een
goede neus voor gekregen om te weten waar we ze kunnen vinden. In Laos
is het terug makkelijker dan in Cambodja om een eethuisje te vinden
langs de weg.
We
zijn niet de enige fietsers die in het hotel logeren, er zijn nog drie
mannen uit Thailand en een Zwitser. Het ontbijt wordt geserveerd vanaf 6
uur. De eersten die staan aan te schuiven aan het buffet zijn de
fietsers, want die willen natuurlijk zo vroeg mogelijk in de ochtend weer
op de fiets zitten wanneer het nog niet te warm is, ook al is dat
relatief, want ’s nachts daalt de temperatuur hoogstens tot 25°C. Onderweg
krijg ik weer af te rekenen met een langzaam leeglopende achterband, en
zie me verplicht om weer een andere binnenband te steken. Wanneer ik
voor de zoveelste keer de buitenband controleer, vind ik dan toch een
zéér minuscuul klein metalen splinstertje. Maar toch plaats ik voor de
zekerheid ook een nieuwe buitenband. Het landschap wordt steeds
mooier. Soms zeer dorre lege rijstvelden afgewisseld met mooi groene
velden die onder water staan. Dat laatste is alleen maar mogelijk
wanneer er een rivier in de buurt is waar men water kan uit pompen. Voor
velden waar dat niet kan, moet men wachten op het regenseizoen. De
bergen op de achtergrond zorgen mee voor het mooie decor. Het is nu
definitief afgelopen met vlak fietsen.
Het
is met een dubbel gevoel dat we afscheid nemen van Tat Lo. Het is een
zalige plaats om te blijven hangen, maar we weten van onszelf dat een
ganse dag niks doen, niets voor ons is. We leren weer een nieuwe plant
kennen, de maniokwortel of cassave, die in deze regio veel gekweekt
wordt. Het droog seizoen is de ideale periode om de maniokwortel uit de
grond te halen, waarna hij in stukjes wordt gekapt met een kapmes of
machinaal, om daarna te drogen in de zon. Gemalen maniok wordt onder
andere gebruikt voor het maken van rijstpapier, voor de populaire
springrolls, die ook hier geserveerd worden. Na de rondrit langs het
Bolaven Plateau komen we weer in het stadje Pakse, en we gaan terug naar
het hotel waar we vorige keer logeerden, ondanks dat er toen problemen
waren met de airco en wifi. Maar het was het uitstekende ontbijtbuffet
dat de doorslag heeft gegeven.
De
plaatsnamen in Laos kunnen zeer verwarrend zijn door het gebruik van
verschillende namen. Het plaatsje waar we verblijven wordt door iedereen
‘Tat Lo’ genoemd naar een gelijknamige waterval maar de echte naam is
‘Ban Saen Vang’ en dan is de waterval het dichts bij het dorp niet ‘Tat
Lo’ maar ‘Tat Hang’. Na het ontbijt trekken we onze slippers aan
voor een korte wandeling naar ‘Tadlo lodge’ om de olifanten te zien waar
je als toerist een uurtje mee op stap kan, maar wij gaan ze enkel
fotograferen. Wanneer we daar komen zien we dat het nog maar een 350
meter naar de waterval ‘Tat Lo’ is en 3km tot ‘Tat Soung’. We besluiten
dan maar om verder te stappen en ze beiden te doen. Tat Soung zou met
een val van 50 meter de meest indrukwekkendste zijn, maar van een
waterval kan je nog moeilijk spreken want er komt nog amper een
straaltje water naar beneden en dat heeft vooral te maken met de
waterkrachtcentrale die men vlakbij heeft gebouwd. Aan de voet van de
waterval ligt een ‘Etnic minority village’. Het dorp is gebouwd in een
cirkel rond de ceremonie hut, de inwoners zijn zo donker van huidskleur
dat je je ergens in Afrika waant. Ze houden er ook primitieve rituelen
op na. In maart worden er op rituele wijze meerdere buffels geslacht,
nadat de mannen van het dorp met houten maskers hun rituele dans rond
hen hebben gedaan. Het vlees wordt daarna verdeeld onder de bewoners van het
dorp.
Het
profiel van de etappe van vandaag is zowat het spiegelbeeld van deze
van gisteren: 65km bergaf, we moeten amper nog bijtrappen. Onderweg
komen we een jonge Franse fietser tegen die al twee jaar op trektocht is
en nog een jaar te goed heeft. Hij heeft gisteren dezelfde klim als wij
naar het plateau gemaakt, en heeft ook afgezien van de warmte, in die
mate zelfs dat hij halverwege moest stoppen voor een middagdut en pas in
de late namiddag verder fietste. Volgens hem was het 50°C, maar dat is
naar ons aanvoelen minstens 10° te veel. Toch moeten we misschien ons
idee bijsturen dat MJ niet tegen de warmte kan, maar dat het normaal is,
en eerder ik het ben die gewoon heel goed overweg kan met de hitte. Het
klimaat op het Bolaven plateau is ideaal voor het kweken van koffie,
ook wel eens de champagne van koffie genoemd. Grote plantages zijn we
nog niet gepasseerd, eerder kleinere plantages naast bescheiden huisjes. We
fietsen dan ook maar een deel van het Bolaven plateau. In Tat Lo
komen we terecht in een guesthouse dat gelegen is vlak aan een rivier
met prachtig zicht op de watervallen en een balkon waar het heerlijk
zitten is. We hebben meteen het gevoel dat dit de ideale plaats is om
een rustdag in te lassen.
Op Valentijnsdag zijn er waarschijnlijk velen die ontbijt op bed krijgen. Wij doen dit hier alle dagen, althans toch aan de rand van het bed, behalve
vandaag omdat we nog eens in een hotel logeren waar een ontbijtbuffet
inbegrepen is in de prijs. Voor ons hotel komen we Raymond nog eens
tegen, een Amerikaanse fietser die we de afgelopen 12 dagen geregeld hebben ontmoet . Vanaf Siem Reap fietste hij hetzelfde traject als wij, maar
nu zullen onze wegen waarschijnlijk definitief scheiden, want Raymond
fietst vandaag verder noordwaarts richting Vientiane, terwijl wij het
oostwaarts hogerop gaan zoeken op het Bolaven Plateau. We mogen er nog
eens stevig invliegen, want gedurende 52km is het zo goed als constant
bergop, en moeten we een hoogteverschil van 1350 meter maken. Op zich is
dat niet zo’n zware onderneming, maar in combinatie met het warme weer, is
het toch geen eenvoudige klus, vooral dan voor MJ die naar het einde
toe steeds sneller aan een korte rustpauze toe is. Ook in Laos zien
we weer kinderen langs de weg die ons toewuiven, al is het iets minder
uitbundig dan in Cambodja. Ze roepen nu niet ‘Hello’ maar het
Laotiaanse woord ‘Sabaidee’.
Vanochtend
had ik weer een lekke band. We hebben de laatste tijd wel veel lekke
banden, iets waar we in al onze vorige trektochten maar zeer zelden last
van hadden, maar hier is een goede verklaring voor. Vroeger reden we
altijd op ‘Schwalbe Marathon Plus’ buitenbanden, een type waarvan de
fabrikant terecht zegt dat ze ‘onplatbaar zijn omdat ze een extra dikke
beschermlaag hebben. Dit jaar hebben we reservebanden mee van ‘Schwalbe
Marathon Mondial’ omdat deze opgerold kunnen worden en makkelijker mee
te nemen zijn maar helaas niet zo lekbestendig. We hebben vandaag wel
voldoende tijd om nog eens een andere lekke band te herstellen want het
wordt een korte rit van amper 48km tot Pakse maar het terrein wordt wel
steeds heuvelachtiger. Voor de afwisseling nemen we eens vrede met
een relatief duurder hotel (+/-20$ voor een kamer inclusief ontbijt) om
dan te moeten vaststellen dat het internet niet functioneert en de airco
al evenmin. Dat het internet van het hotel niet werkt is geen probleem
want er is nog een vrij toegankelijke WiFi van de buren, maar zonder
airco of ventilator is het op de kamer niet te keren. Ik ga enkele keren
aan de receptie vragen of ze er iets willen aan doen, en pas als ik me
enigszins boos begin te maken mogen we verhuizen naar een andere kamer.
Tijdens
ons ontbijt zijn we getuige van een hele ceremonie : monniken die eten
en drinken ontvangen van het restaurantpersoneel aan de overkant van
ons guesthouse. Meer dan de helft van de Laotianen hebben als geloof het
‘Theravada Boeddhisme’. Elke man brengt minstens 15 dagen van zijn
leven door als monnik, meestal na het beëindigen van zijn studie, en voor
hij begint met werken of huwt. Op deze manier verdient hij al aflaten
voor zijn familie. Elke ochtend gaan al die monniken op stap om eten en
drinken te ontvangen van de mensen, die op die manier ook hopen op een
beter leven na hun wedergeboorte.
Omdat
mijn achterband stillaan leegloopt, wil ik hem enkele keren laten
oppompen aan een herstelplaats voor bromfietsbanden, maar iets wat in
Vietnam en Cambodja nooit een probleem was, kan of wil men hier niet doen,
of ze verwijzen me door naar een concurrent. Hetzelfde fenomeen wanneer
we in de late namiddag op zoek gaan naar een eethuis. Men doet teken
dat we er niet kunnen eten, of wijzen naar een ander eethuis. We krijgen
de indruk dan Laotianen liever lui dan moe zijn, iets wat enigszins
bevestigd wordt wanneer we ’s avonds in de reisgids volgend gezegde
lezen: ‘The Vietnamese plant the rice, the Cambodians tend the rice and the Lao listen to it grow’.
Sinds
enkele dagen zit er een slag in mijn achterwiel, en nu moet ik nog eens
vaststellen dat er ook nog een spaak is afgebroken. We zijn nog maar
enkele kilometers aan het fietsen, of het spatbord aan mijn voorwiel
breekt in twee stukken (nog een gevolg van het transport per trein in
China). Met behulp van een rekker kan ik de stukken spatbord nog aan
elkaar vastmaken. Laat ons hopen dat onze fietsen het volhouden, en dat
we onze reis niet vroegtijdig moeten onderbreken vanwege onherstelbare
technische problemen. Wat het fietsen betreft, beperken we ons vandaag
tot een rit van 43km rond Khong Island. In de namiddag bekijken we nog
eens hoe we de volgende dagen gaan verder reizen door Laos. We hebben
slechts een visum tot 10 maart, en we vrezen dat dit misschien niet
voldoende zal zijn om die delen van Laos te bezoeken die we zouden
willen doen. Mogelijk alternatief is om ons reisplan aan te passen en
halverwege, in Vientiane, de grens oversteken naar Thailand, daar 15 dagen
verder noordwaarts fietsen, en dan met een nieuw visum terug naar Laos
om het noordelijk deel af te werken. Tot slot zouden we dan in 15 dagen
tijd tot in Bangkok moeten geraken. Aan de grens van Thailand kan je
gratis een visum voor 15 dagen krijgen. Dit alles is nog maar een
voorlopig idee, we zullen het nog verder moeten uitpluizen en later
evalueren.
Het
is nog 64km tot de grens over stofferige, maar rustige wegen. Ideaal
moment dus om eens terug te blikken op Cambodja, het land dat we weldra
achter ons laten. Het was een land waar we toch wel even aan moesten
wennen. De eerste twee dagen op de fiets waren eerder saai. Daarna
kwamen we in de hoofdstad Phnom Penh, waar we geconfronteerd werden met
de armoede op straat. En dan kwam er nog het bezoek aan Tuol Sleng
museum, de stille getuige van het schrikbewind van Pol Pot, welke een zeer
diepe indruk ons naliet. We hadden dan ook enkele dagen nodig om dit
alles te verwerken en om onze knop om te draaien. Naar mate we verder
door Cambodja fietsten, veranderde ons beeld over dit land, en
konden we er ook volop van genieten. Zo kwam er de spannende boottocht
van Battambang naar Siem Reap, en dan, als ‘top of the bill’, het
driedaags bezoek aan de tempels van Angkor, voorlopig de meest
indrukwekkende bezienswaardigheid die we op onze reis al zijn tegen
gekomen. Alleen hiervoor is een reis naar Cambodja al een aanrader. In Siem Reap, waar de bezoekers aan Angkor logeren, komt
de meest verwende Westerse toerist aan zijn trekken. Maar Cambodja is
ook een land van tegenstrijdigheden, waar we het toch wel even moeilijk
mee hebben. Vele NGO’s en vrijwilligersorganisaties komen hier nog
steeds waterpompen installeren. Toch zie ik langs de weg meer GSM-masten
dan waterpompen. Ergens klopt dit plaatje niet. Vele huisjes zijn niet
aangesloten op het elektriciteitsnet, en men gebruikt dan maar een accu om
de smartphone of tablet op te laden! Slechts enkele gezinnen kunnen zich een
auto veroorloven, maar de weinige auto’s die er dan rondrijden, zijn
meestal zeer recente en dure SUV’s. Zijn deze auto’s hier dan zo goedkoop?
Niet alle kinderen kunnen het zich permitteren om school te volgen, toch
zie je meerdere jongeren van amper 10 à 12 jaar met een eigen bromfiets
naar school gaan. Wanneer je ziet in wat voor armzalige houten hutten
de mensen moeten leven, zou je medelijden krijgen. Toch zien we enkel
vrolijke en ogenschijnlijk gelukkige families in de schaduw van hun
stulpje samen eten of gewoon in hun hangmat liggen en ondertussen maar
tateren met de rest van de familie. In België zou men dat (met een
uiteraard Engelse term) ‘Quality Time’ noemen.
Zo’n
10km voor de grensovergang zien we aan de andere kant van de weg een
backpacker, een Israëliër, die van Laos komt. We wisselen met hem onze
laatste Riel en enkele Dollars voor Laotiaanse Kip. Ook deze keer is de
grensovergang voor de zoveelste keer niet meer dan een formaliteit, we
moeten langs twee loketten passeren om onze visa in orde te krijgen. Aan
het eerste loket hangt een lijst met het visumtarief per land, en
daarnaast een apart papier dat er nog 1$ per persoon extra moet betaald
worden voor administratie. Daarna moeten we nog eens langs een tweede loket waar we nog eens 2$ per persoon moeten betalen om onze paspoorten
terug te krijgen. Uiteindelijk betalen we 76$ voor onze visa, maar we
geloven echt niet dat de extra gevraagde dollars deel uitmaken van de
officiële procedure; maar daar gaan we nu echt niet moeilijk over doen.
Onze
allereerste indruk van Laos is dat het wegdek veel beter is, de huizen
er over het algemeen minder armzalig uit zien, en dat de winkeltjes langs de
weg veel meer te bieden hebben.
De stofferige weg naar de grens.
Kinderen zorgen al voor kleinere broer of zus.
Wachten op het overzetbootje.
Een primitief overzetbootje op de Mekong bracht ons naar Khong Island.
We
zijn al vroeg wakker maar wachten tot het daglicht begint te worden,
de muggen niet meer actief zijn, en we veilig van onder onze klamboe
kunnen komen. Omdat het nog te vroeg is, fietsen we 15km met een nuchtere
maag vooraleer we een kraampje langs de weg tegenkomen waar we als
ontbijt een kom noedelsoep kunnen eten. Onze voorlaatste rit in
Cambodja is qua landschap niet veel soeps. Het is behoorlijk dor en op
vele plaatsen is het afgebrand, of is het afgestookt? Het is ook erg dun
bevolkt. We horen nog maar weinig kinderen langs de weg roepen, en
zelfs de honden kijken naar ons op omdat ze minder tweewielers gewend
zijn. Langs de weg zie je voor vele huisjes kleine accu’s staan. De
meeste huizen hebben geen elektriciteit, en voor de weinige stroom die ze
nodig hebben gebruiken ze een accu. Iemand heeft er zijn broodwinning
van gemaakt, en reist op een bromfiets met aanhangwagentje om de lege
accu’s te vervangen door volle, en zo te zien is het vandaag dat hij of
zij langskomt. We hebben allebei een hongerige dag, want na de noedelsoep
van vanochtend, eten we later op de dag nog eens een bord rijst met
groenten, ’s namiddags een Indische curryschotel in een restaurantje, en
’s avonds nog eens twee broodjes met geroosterde balletjes en stukjes
praktisch verbrande lever. Aan onze kamer in het guesthouse hebben we
een terras, en we profiteren er van om nog eens zelf onze was te doen,
vooral ons ondergoed. Zo kunnen we morgen weer met allemaal propere kleren
de grens over.
Kinderen spelen met eigen gemaakt speelgoed.
Er wordt ook eten langs de weg verkocht waar wij voorlopig nog voor passen.